zondag 22 april 2012

Een getekend land krabbelt op

Liberia is de oudste Afrikaanse democratie, althans als je het westerse democratiemodel als ijkpunt neemt. Het land is in het begin van de 19de eeuw gesticht door slaven uit de VS, die terugkeerden naar hun moeder continent, daarbij aangemoedigd door president Monroe. Het was een handjevol dat er in 1820 in slaagde om, ellende en tegenslag trotserend, zich te vestigen aan de kust van dit zo groene land. Die terugkeer werd gestimuleerd door enkele blanke organisaties, deels uit idealistische, deels uit racistische motieven. Blanken zouden de eerste decennia er nog de dienst uitmaken. In 1847 riepen de Afro-Amerikanen de onafhankelijkheid uit en werd de Republiek Liberia gesticht met een voor die tijd vooruitstrevende grondwet. Er voltrok zich echter ook een drama, waarvan de gevolgen tot op de dag van vandaag herkenbaar zijn. De teruggekeerde ex-slaven behandelden de inheemse bevolking als tweede rangsburgers. De politieke en economische macht was in handen van de Afro-Amerikaanse Liberianen, die het land inrichtten naar het land waar ze vandaan kwamen. De hoofdstad werd, evenals die van de VS zelf, naar de founding Amerikaanse president genoemd: in dit geval dus Monrovia. De Liberiaanse dollar werd het betaalmiddel, het parlement gebouwd op Capitol Hill en de staatsinrichting, met een House en Senate en een machtige president, gekopieerd van de VS. Evenals de vlag, zij het met één ster: de Lone Star State. Tot 1980 zouden Afro-Amerikaanse presidenten aan het bewind zijn, met William Tubman (1944-1971) als recordhouder. Veelal streng gelovige christenen en vrijmetselaars. Deze elite was geheel losgezongen van de oorspronkelijke bevolking, die in het achterland in grote armoede leefde, en uit ruime tien verschillende etnische groepen bestond (en nog bestaat) met een eigen taal en (godsdienstige) rituelen.
Charles Taylor in Den Haag
In 1980 maakte een militaire coup een bloedig eind aan de Afro-Amerikaanse overheersing, waarbij zittend president Tolbert werd vermoord. De hoogste soldaat in rang van de coupplegers, de 29-jarige Samuel Doe, werd tot president gepromoveerd. Doe zou de eerste, weliswaar niet gekozen, autochtoon Liberiaanse president zijn. Tussen 1980 en 2003 verkeerde het land in een praktisch voortdurende crisis van burgeroorlogen, aanslagen, vervalste verkiezingen, en etnische spanningen. Doe werd in 1989 op zijn beurt vermoord, waarna Charles Taylor jarenlang met beruchte kindsoldaten een guerrilla voerde om uiteindelijk in 1997 tot president gekozen te worden. 'Pappie' Taylor voerde een waar schrikbewind en werd in 2003 onder grote internationale druk gedwongen het land te verlaten. Aangeklaagd door het Sierra Leone-tribunaal, omdat hij in dit buurland een forse, gewelddadige steen bijdroeg aan de burgeroorlog,  vluchtte hij naar Nigeria, dat hem aanvankelijk bescherming bood. Maar in 2006 werd hij uiteindelijk gearresteerd -de in dat jaar gekozen president Ellen Johnson-Sirleaf had om zijn uitlevering gevraagd- en overgebracht naar Den Haag. Donderdag 26 april zal het Tribunaal uitspraak doen. En daar wordt in Liberia met hoop en vrees naar uitgekeken.

Goed ondersteunde parlementariërs

In dit land ben ik dus nu aan de slag om de democratie te versterken – en daarmee een terugval naar de crisis die het land tussen 1980 en 2003 in zijn greep hield, te voorkomen. De internationale gemeenschap is hier goed vertegenwoordigd om aan dit humane doel bij te dragen. Er is een grote VN-vredesmacht (UNMIL) en talloze ontwikkelingsorganisaties zijn op uiteenlopende terreinen actief. Langzaam maar zeker raak ik thuis in deze wereld. Zo was ik op bezoek bij het Liberian Media Centre dat, mede gesteund door de Nederlandse Wereldomroep, probeert de kwaliteit van de media te verhogen en de radiostations in het binnenland te ondersteunen. Omdat NDI-programma, waarvoor ik werk, o.a. de berichtgeving over het parlement in het binnenland wil verbeteren, bespreek ik een mogelijke samenwerking. Donderdagavond eet ik met twee vertegenwoordigers van een Amerikaanse organisatie die zich in Liberia richt op het verbeteren van de positie van de arbeiders op de grote Firestone rubberplantage. Vakbondswerk, gericht op essentiële zaken als loonsverhoging en een vermindering van de loodzware hoeveelheid rubber die de arbeiders lopend moeten vervoeren.  

NDI geeft deze week training aan de staf van de parlementariërs. Liberiaanse volksvertegenwoordigers hebben, al weer naar Amerikaans voorbeeld, een ondersteuning waar je, wat het aantal betreft, ‘u’ tegen zegt. Gemiddeld zo’n 15 man per parlementariër. Als ik vertel dat de leden van de GroenLinkse fractie in de Eerste Kamer het gezamenlijk met één part-timer moeten zien te rooien, valt ongeloof mij ten deel. De medewerkers worden in groepen van vijftig getraind in allerlei vaardigheden, waarbij ook de verhouding tussen parlementariër en medewerker aan de orde komt. Moet die nu vooral uitvoeren wat het kamerlid zegt, of juist ook kritisch tegenwicht bieden? Er ontspinnen zich discussies, waaruit blijkt dat parlementariërs uit Nederland en Liberia meer gemeen hebben dan je op het eerste gezicht zou denken. De trainingen gaan door tot op de –vrije- zaterdag: de deelnemers zijn zeer gemotiveerd.
Een van hen komt na afloop naar me toe en begint in het Nederlands tegen me te praten. Hij heeft in het Taylor-tijdperk een aantal jaren als politiek vluchteling in Enschede gewoond. Een ander heeft een Oranje voetbalshirt aan en blijkt alles van ‘ons’ voetbal te weten. Soms is Nederland even dichtbij.