zondag 13 mei 2012

Hoe rijk is Liberia?


Hoe goed gaat het met Afrika? Die vraag wordt de laatste tijd steeds vaker gesteld in allerlei artikelen en boeken. De grondtoon is meestal positief. De economische groei in veel Afrikaanse landen ligt op een hoog niveau. Auteurs als Richard Dowden, een Brit die veertig jaar kriskras door Afrika heeft gereisd en veel voor The Economist, The Times en The Independent heeft geschreven, beschrijft in zijn ‘De Staat van Afrika’ vrij overtuigend dat Afrika langzaam maar zeker zijn eigen tradities met die van de moderne wereld op een vruchtbare manier weet te combineren. 'Maatpakken naast speren' en 'mobiele telefoons naast magie'. ‘De diepe wond die Afrika van zijn ziel scheidde, is aan het genezen. De schizofrenie loopt ten einde, Afrika begint zichzelf te vinden’, zo besluit hij zijn 538 pagina’s tellende epos, een fraaie mix van deskundige analyses en persoonlijke verhalen. 

In ‘Why Africa is poor’ kiest de Zuid-Afrikaanse econoom Greg Mills een andere invalshoek. Het potentieel zo rijke Afrika (grondstoffen, natuurlijke hulpbronnen, een jonge bevolking) wordt in zijn ontwikkeling geremd door zwak bestuur. Hij vergelijkt Afrikaanse economieën met die van Zuidoost-Azië en Midden-Amerika en komt tot hersenprikkelende uitspraken.  Het is niet ‘ de vrije markt’ die als vanzelfsprekend economische ontwikkeling en welvaart genereert. De ‘open deur’ politiek van veel Afrikaanse landen, Liberia niet uitgezonderd, is lucratief voor buitenlandse investeerders en een kleine elitaire bovenlaag, maar het overgrote deel van de bevolking profiteert hier in het geheel niet van. Het is ook niet ‘de’ ontwikkelingshulp die Afrika in een verlammende 
greep houdt. Scherp analyseert hij de verschillen tussen goede bedoelde, maar op snel resultaat gerichte hulp en duurzame assistentie, die uitgaat van wederzijdse betrokkenheid, flexibel inspeelt op veranderende omstandigheden, maar wel een scherpe focus heeft op veranderingen die er toe doen.
Is dat zwakke bestuur (een eufemisme voor corrupte en zelfverrijkende politici) dan een Afrikaans natuurverschijnsel? In een doorwrocht betoog dat Christopher Formunyoh, directeur Centraal-West Afrika van NDI, in april hield voor de Afrika-commissie van de Amerikaanse Senaat, geeft hij verrassende feiten over ontwikkelingen in de Afrikaanse politiek. Zo traden tussen 1960 en 1990 slechts drie Afrikaanse staatshoofden vrijwillig af (vanwege leeftijd of een verloren verkiezing). In 2000 was dat aantal vanwege een voortschrijdende democratische ontwikkeling gegroeid tot meer dan 30. In 1980 waren volgens Freedom House 4 ‘Zwart’-Afrikaanse landen ‘ vrij’ en 15 ‘gedeeltelijk vrij’, in 2011 waren dat er 9 resp. 22. De politieke samenwerking tussen Afrikaanse landen vordert gestaag, waarbij verdragen worden gesloten met het doel om goed bestuur en democratisch functioneren te versterken. En zo geeft hij nog meer voorbeelden van positieve ontwikkelingen, zonder daarbij overigens uit het oog te verliezen dat er altijd terugslagen zullen blijven.

Sociale exploitatie van grondstoffen

Goed bestuur is een absolute voorwaarde om economische groei, die zich in veel Afrikaanse landen voordoet, te laten leiden tot welvaart voor allen. En dat betekent: huisvesting, elektriciteit, water, riolering, werk en onderwijs. In Liberia zie ik elke dag dat er nog een lange weg te gaan is. Zeker zo’n 80% van de bevolking woont in deplorabele omstandigheden, zonder water, elektra of riolering. Zo’n 800.000 kinderen gaan niet naar school. De werkloosheid is boven de 60%. De burgeroorlog is inmiddels 9 jaar geleden beëindigd en de internationale gemeenschap probeert met talloze hulporganisaties een bijdrage aan ontwikkeling te leveren. De economische groei is inderdaad fors (ruim 7%), maar dat cijfer komt van ver: het Bruto Nationaal Product is erg laag.

Rubberboom op de Firestone-plantage
In het Liberiaanse parlement wordt heftig gediscussieerd. Niet over het ontstellende gebrek aan  nutsvoorzieningen, goede huisvesting of onderwijs, maar over de concessies die de regering wil verlenen aan buitenlandse oliemaatschappijen om recent ontdekte olievelden voor de kust te exploiteren. Er wordt transparantie en openbaarheid geëist,  maar met welk doel? Sommigen zien Noorwegen als lichtend voorbeeld, dat zijn enorme oliewinsten gebruikt om aanzienlijke financiële reserves op te bouwen. Daarbij wordt dan wel vergeten dat dit Scandinavische land de olie in eigen bezit heeft en daarmee een welvaartsstaat heeft opgebouwd die aan de top van allerlei ranglijsten staat. Sceptici zeggen dat sommige parlementariërs vooral eigen belang nastreven: als de positie van het parlement in de concessieverlening wordt versterkt, zou dat immers kunnen betekenen dat parlementariërs met steekpenningen te verleiden zijn. 
De welvaartsstaat ligt in Liberia nog achter de horizon. De discussie over het (meer) in eigen hand krijgen van de door veel buitenlandse bedrijven zo gewilde grondstoffen (olie, goud, rubber, hout) komt nu goed op gang. Ook in de media en de samenleving. Daarbij aangemoedigd door een organisatie als CENTAL (Center for Transparency and Accountability in Liberia), die er op hamert dat de exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen ten goede komt aan de bevolking.
Het programma dat NDI in Liberia uitvoert, is erop gericht om het parlement in alle opzichten beter te laten werken. Het moge duidelijk zijn dat de –sociale- exploitatie van de eigen rijkdom daarvan een cruciaal onderdeel vormt.

 

Geen opmerkingen: